De nieuwe huisvesting van Royal HaskoningDHV aan de Contactweg in Amsterdam bevalt. Sterker, de populariteit van het onderkomen van het advies- en ingenieursbureau is zelfs zó groot dat de bezettingsgraad op de vrijdag niet zelden 105 procent is. Nu het pand bijna twee jaar in vol bedrijf is, weten Frits Smedts, directeur Services en Geert Filippini, consultant Building Services & Energy, ook hoe de huisvesting scoort met het energiegebruik. “Op de mensfactor krijgt het gebouw in elk geval een dikke duim.”

Nee, Smedts geeft toe dat hij nooit had gedacht dat de zoektocht van Royal HaskoningDHV naar een energieneutraal, gezond en circulair kantoor de organisatie op deze plek zou brengen. De voormalige loods op het bedrijventerrein Sloterdijk biedt behalve onderdak aan de 200 medewerkers van Royal HaskoningDHV tevens plek aan diverse start-ups en makers.

Het geeft het gebouw een bruisende broedplaatssfeer die enorm contrasteert met het oude kantoorgebouw van Royal HaskoningDHV in Amsterdam. “Daar zaten we immers op verschillende verdiepingen, terwijl we nu met elkaar in één open ruimte zitten”, vertelt Geert Filippini.

“Hier is heel duidelijk de eindgebruiker centraal gesteld"

Juist die open ruimte is volgens het tweetal de basis voor het succes van de vestiging bij de medewerkers. “Het is open maar iedereen heeft hier voldoende ruimte. Men heeft niet het gevoel op elkaar gepropt te zitten. En dat wij hier nu aan deze tafel met elkaar zitten te praten stoort de collega’s die daar bij het raam aan het werk zijn totaal niet. Men wil hier graag werken. Een recruitmentbureau wilde hier onlangs zelfs komen kijken omdat sollicitanten hun voorkeur voor dit kantoor hadden uitgesproken”, vertelt Smedts om er aan toe te voegen: “Hier is heel duidelijk de eindgebruiker centraal gesteld.”

Viertal ambities

Toen Royal HaskoningDHV eind 2015 het besluit nam om te kijken naar andere bedrijfshuisvesting in Amsterdam zijn een viertal ambities geformuleerd. Smedts: “Dan hebben we het over energieneutraliteit, materiaalgebruik in relatie tot circulariteit, gezondheid en flexibiliteit.”

Daarnaast is de gebruikersperceptie van belang. Om dat inzichtelijk te krijgen, maakt Royal HaskoningDHV gebruik van de zogenoemde Leesman Index (Lmi), een onderzoeksmethode die de effectiviteit van een werkomgeving meet.

“Dat gebeurt onder andere op basis van een digitale enquête die aan werknemers in een kantoor wordt toegestuurd”, aldus Smedts. Het oude pand had een score van 46,7 en de nieuwe vestiging haalde een score op de Leesman Index van 69,6. “Daarmee zit het net iets onder de norm van de zes procent beste scorende kantoorgebouwen met inmiddels 500.000 respondenten. En, zoals gezegd, blijkt dat ook wel uit de reacties van medewerkers. Het is een hele populaire werkomgeving.” Mensen waarderen vooral het daglicht, de akoestiek, gesloten plekken voor overleg en bellen en de samenwerkingsmogelijkheden. “Uiteraard blijven we dit volgen om mensen tevreden te houden en continu te blijven verbeteren.”

Dikke duim

Een dikke duim dus voor de mensfactor. De vraag is of de vestiging ook de technische ambities waarmaakt? Geert Filippini knikt en klapt zijn laptop open om een dashbaord te laten zien. “De doelstelling was een energieneutraal gebouw. Dan krijg je altijd de vraag, praten we dan over gebouw gebonden energie of is dat inclusief gebruik gebonden energie.”

Broedplaats contact

Royal HaskoningDHV heeft dus aan de voorkant goed nagedacht welke waarde voor het primaire proces van de eindgebruikers van belang is en hoe de werkomgeving daaraan kan bijdragen. Dat is uitgevraagd aan de markt en zo is Broedplaats Contact gecreëerd. In het gebruik – sinds juni 2017 – wordt gemonitord of de prestaties ook daadwerkelijk wordt behaald op de factoren Gezondheid, Energieneutraliteit, Circulariteit en Flexibiliteit. Frits maakt duidelijk “met deze feitelijke onderbouwing zijn we nog trotser op deze inspirerende en duurzame werkomgeving.” Meer informatie is te lezen in de Case Study Contact.

Uit de metingen blijkt dat gebouw- en gebruiksgebonden energie bij elkaar 150 kWh per vierkante meter is. De grootste gebruiker daarvan zijn de werktuigbouwkundige installaties die 100 kWh gebruiken. “Door de metingen expliciet te maken hebben we ook inzicht in welke gevolgen onze materiaalkeuzes op het energiegebruik hebben”, licht Filippini toe. “Immers, we hebben een tweedehands koeling geplaatst. Een nieuwe gaat vijftien jaar mee maar wij blijven hier tussen de vijf en tien jaar zitten. Uit oogpunt van circulariteit hebben we voor de tweedehandse optie gekozen.

Datzelfde geldt voor de verlichtingsarmaturen. In plaats van LED zitten er TL5-armaturen in.” Hij wijst op het staatje naast de actuele energiegegevens. “Kijk, op het moment dat we dus andere keuzes hadden gemaakt, dus LED met daglichtregeling en een nieuwe technische installatie dan kwamen we uit op 100 kWh per vierkante meter, maar circulariteit vanuit een hergebruik perspectief in een al bestaand pand stond hoger op prioriteitenlijst.”

Overigens krijgt het pand nog voor de zomer PV-panelen die straks voldoende opwekken om aan de totale energievraag te voldoen. Smedts: “Het voordeel van deze wijze van meten is dat we inzicht hebben en met cijfers kunnen onderbouwen welke gevolgen bepaalde keuzes hebben. Vind je als organisatie circulariteit belangrijk? Dan zie je wat dat voor het energiegebruik kan betekenen.”

Circulair, energieneutraal en aandacht voor een gezonde werkomgeving

Gebruikersoordeel Leesman Index van 47% naar

70%

Energieverbruik totaal per m2 bvo

95 kwh/j

Material Circularity index

86%

Energieopwekking per m2 bv via PV-panelen

104 kwh/j

RHDHV
Renovatie 2017 - 4700m2 BVO
  • PV panelen op het dak
  • Vloerisolatie
  • Ventilatie o.b.v. CO2 concentratie
  • Energiezuinige beeldschermen en verlichting
  • Optimaliseren d.m.v. monitoren verbruik
  • Circulaire maatregelen:
    • Groot deel van constructie bestaande gebouw en gebouwschil hergebruikt
    • Inbouwpakket hoog % reclycled en demontabel
    • Afwerkingen geminimaliseerd of gerecycled

Circulariteit

Meten is weten. Maar dan moet je goed weten wat je meet. Neem bijvoorbeeld het meten van circulariteit. Daarvoor is nu de Material Circularity Indicator (MCI) gebruikt. “Daar scoren we met dit gebouw met een score van 0,86 relatief hoog op”, zegt Smedts. “Dit heeft alles te maken met de betonnen constructie van het bestaande gebouw die we hebben hergebruikt. Omdat deze een relatief groot aandeel heeft in de totale tonnage, leidt dit ook direct tot een hoge MCI.

We verwachten dat het met deze methode moeilijker is om met nieuwbouw net zo hoog te scoren. Het is spelen met methodieken.” Geert Filippini ziet het pand aan de Contactweg als een ideaal gebouw om dit soort onderzoek te doen. “De uitkomsten van de metingen en de ervaringen die we met het gebouw hebben, kunnen we nu gebruiken om onze klanten te helpen om hun bedrijfshuisvesting te verduurzamen.”